Schouder


De schouder (articulatio humeri) is het meest beweeglijke gewricht in ons lichaam. Dit is ook wel nodig aangezien we vele uiteenlopende handelingen verrichten met de schouder in het dagelijks leven. Denk bijvoorbeeld aan het kammen van de haren, iets uit een kastje pakken, toiletgang, een bal gooien, een kind optillen etc. Het maken van al deze bewegingen vergt naast een grote mobiliteit ook een goede stabiliteit van dit gewricht. Om dit alles voor elkaar te krijgen is  een goede samenwerking van meerdere gewrichten, spieren, pezen, banden en kapsel noodzakelijk. Al deze structuren bij elkaar noemen we de schoudergordel. Dit is de reden dat het schoudergewricht tot een van de meest complexe gewrichten in het ons lichaam behoort.

In dit artikel bespreken we de anatomie van het schoudergewricht. Onderaan vind je meer informatie over de verschillende aandoeningen van dit gewricht.

Botstructuren van de schouder

De schoudergordel bestaat uit drie botstukken: het schouderblad (scapula), het sleutelbeen (clavicula) en het opperarmbeen (humerus). Hieromheen ligt een gewrichtskapsel en een aantal spieren dat de schouder in de kom houdt en beweegt.  Op het opperarmbeen bevinden zich ook het tuberculum majus en minus. Dit zijn knobbels op het bot die dienen als aanhechtingsplekken voor diverse pezen en banden van het schoudergewricht. Deze twee knobbels vormen samen een gleuf, de sulcus intertubercularis. Hier loopt de bicepspees doorheen. Het opperarmbeen en het schouderblad vormen het glenohumerale gewricht. Het schouderdak (acromion) is eveneens een belangrijke aanhechtingsplek en vormt samen met het sleutelbeen het acromioclaviculaire (AC) gewricht.
De gehele schoudergordel bestaat in principe drie ‘echte’ gewrichten die met elkaar samenwerken, zodat de armen optimaal kunnen bewegen.

– In het sternoclaviculaire gewricht (SC-gewricht) beweegt het sleutelbeen zich ten opzichte van het borstbeen (sternum). De schouder is alleen via het SC-gewricht benig met de romp verbonden. De stabiliteit en de bewegingen van de schouder zijn dan ook grotendeels afhankelijk van de omliggende spieren.
– Verder zijn het sleutelbeen en het schouderblad met elkaar verbonden door middel van het acromioclaviculaire gewricht (AC-gewricht).
-Het gewricht dat gevormd wordt door de kop van het opperarmbeen en de kom van het schouderblad wordt het glenohumerale gewricht genoemd. Dit is een kogelgewricht, daardoor vindt hier de meeste beweging van de schoudergordel plaats.

shoulder-anterior-bones-tuberculum-majus-minus-caput-humeri-humerus-scapula-clavicula-acromion-processus-coracoideus-front-skin-names

Naast deze ‘echte’ gewrichten is er ook nog het scapulothoracale glijvlak. Dit wordt gevormd door het schouderblad wat over de ribbenkast (thorax) beweegt. De bewegingsmogelijkheid van het schoudergewricht wordt vergroot doordat het schouderblad, met name in de latere fasen van een beweging, meebeweegt. Dit mechanisme is ook grotendeel verantwoordelijk voor onder andere het heffen van de schouders. Ook de halswervelkolom draait op het laatste moment nog wat mee waardoor de schouder nog net iets verder bewogen wordt. De borstwervelkolom maakt de bewegingsuitslag compleet door de bovenrug te strekken.

Een ingewikkeld samenspel van deze gewrichten maakt het mogelijk de arm in diverse richtingen te bewegen. Het nadeel van de grote beweeglijkheid van de schouder is dat het ten koste gaat van de gewrichtsstabiliteit. De bewegingen die de schouder maakt zijn: exorotatie (dit is het naar buiten draaien van de bovenarm), endorotatie (het naar binnen draaien van de bovenarm), abductie (het zijwaarts heffen van de bovenarm), adductie (het naar het lichaam toe bewegen van de bovenarm), anteflexie (het voorwaarts heffen van de bovenarm), retroflexie (het naar achteren bewegen van de bovenarm), elevatie (het omhoog trekken van de schouders), depressie (het omlaag halen van de schouders), retractie (de schouders naar achter bewegen) en tot slot protractie (de schouders naar voor bewegen).

Kapsels en banden van de schouder

Een goede stabiliteit van de schouder is van groot belang om ervoor te zorgen dat de grote beweeglijkheid geen problemen oplevert. De stabiliteit wordt onder andere geleverd door het gewrichtskapsel. We noemen dit de passieve stabiliserende structuren, omdat zij niet, net als spieren, actief aan kunnen spannen om de stabiliteit te waarborgen.

De gewrichtskom is van zichzelf vrij ondiep, daarom is hier een extra opstaand randje van kraakbeen aanwezig (labrum). Het labrum is een kraakbeenring die de bovenarmkop en de schouderholte beschermt. Dit labrum zorgt ervoor dat de kom iets dieper wordt waardoor de kop beter wordt ‘omvat’ en daardoor ook beter gestabiliseerd wordt. Verder dient het labrum ook als aanhechtingsplaats voor verschillende pezen en gewrichtsbanden. Hier zit het kapsel wat uit sterk bindweefsel bestaat aan vast. Het gewrichtskapsel is daarnaast op verschillende plekken verdikt door gewrichtsbanden (ligamenten). Uiteraard zijn er ook banden die zorgen dat het sleutelbeen stevig aan het borstbeen en het schouderblad vastzit en banden die de kop van de schouder in de kom houden.

shoulder-ligaments-acromioclaviculare-transversum-humeri-coracoacromiale-coracohumerale-coracoclaviculare-scapulae-superius-skin-names

Spieren en pezen van de schouder

Er zijn wel 17 spieren die vastzitten aan de schouder en helpen bij het bewegen en stabiliseren hiervan. De rotator cuff spieren zijn hierin echter het belangrijkst. Naast het kapsel zorgen ook de pezen en spieren van de rotator cuff voor stabiliteit. De rotator cuff is een groep van vier spieren die de schouderkop goed in de kom houden. Naast het bieden van actieve stabiliteit helpen deze spieren ook onder andere bij de draaibewegingen van de bovenarm. Actieve stabiliteit wil zeggen dat deze stabiliteit te verbeteren is door het trainen van de betreffende spieren.

De rotator cuff bestaat uit de m. supraspinatus,  m. infraspinatus, m. subscapularis en de m. teres major. De spieren hechten op verschillende plekken van het schouderblad aan en verbinden deze met de bovenarm.
Daarnaast levert de lange kop van de m. biceps brachii  nog een belangrijke bijdrage aan de stabilisatie van het schoudergewricht.

shoulder-rotator-cuff-musculus-supraspinatus-infraspinatus-teres-minor-muscle-scapula-back-skin-names

shoulder-musculus-subscapularis-supraspinatus-muscle-acromion-humerus-front-skin-names

De meest oppervlakkige spieren van het schoudergewricht zijn de m. deltoideus en de m. trapezius. Deze twee spieren dragen bij aan de contouren van de schouder.
Daarnaast zijn er nog vele andere spieren die zorgen voor de grote beweeglijkheid van de schouder.

Slijmbeurzen van de schouder

In de schouder bevinden zich ook diverse slijmbeurzen ofwel bursae. Een slijmbeurs is een soort zakje gevuld met vocht wat ervoor zorgt dat de omliggende structuren van een gewricht soepel over elkaar heen kunnen glijden. De slijmbeurzen bevinden zich op de plekken waar de wrijving het hevigst is; tussen de huid en bot, tussen pees en de huid en tussen pezen en botstukken. In het geval van de schouder bevindt de belangrijkste slijmbeurs zich tussen het schouderdak en het bovenste gedeelte van de kop van de bovenarm (bursa subarcomialis).

Aandoeningen van de schouder

Er zijn veel verschillende aandoeningen van de schouder, hieronder volgen er een aantal: