Lage rug


Of het nu een paar dagen duurt of chronische vormen aanneemt. Een groot gedeelte van de mensen krijgt er vroeg of laat mee te maken, lage rugklachten. Een vervelend fenomeen dat het dagelijks leven behoorlijk in de war kan schoppen.

In dit artikel bespreken we de anatomie van de lage rug. Onderaan vind je meer informatie over de verschillende aandoeningen van deze gewrichten.

Botstructuren van de lage rug

De lage rug is het gedeelte tussen de borstwervelkolom en het heiligbeen. De wervels waaruit dit deel van de wervelkolom bestaat zijn de lendenwervels of lumbale wervels. In totaal zijn er vijf lendenwervels.

De lendenwervels hebben allemaal min of meer dezelfde vorm. Ze hebben het grootste wervellichaam van alle wervels van de rug. Dit komt omdat de lage rug ook het meeste gewicht moet dragen en de grootste krachten te verwerken krijgt. De wervellichamen liggen op elkaar gestapeld met daar tussenin een tussenwervelschijf.

torso-spine-intervertebral-disc-vertebra-discs-vertebrae-ribs-spinous-process-processus-spinosus-transversus-side-skin-names

Achter het wervellichaam bevind zich een gat dat verder begrensd wordt door de wervelboog. Al deze gaten samen vormen van boven naar beneden het wervelkanaal. Hierin is het ruggenmerg terug te vinden. Dit is een kwetsbare structuur en wordt dus beschermd door de wervels. Op de wervelboog zijn nog een aantal uitsteeksels te vinden. Zo is er een uitsteeksel naar achteren, de processus spinosus. En een uitsteeksel naar links en naar rechts, de processus transversus.

De gewrichtsvlakken voor de facetgewrichten steken naar boven en naar beneden uit. Twee opeenvolgende wervels maken dus samen één facetgewricht. De wervelboog heeft aan de onderkant nog een soort inkeping. Op deze plaatst treden de zenuwen aan weerszijden van de wervels naar buiten.

lower-back-facet-joint-transverse-processes-spinous-process-back-skin-names

De lage rug is met name beweeglijk in voor-achterwaartse richting. Normaal gesproken zijn de lendenwervels dus goed in staat om te buigen en te strekken. Ook opzij buigen is mogelijk, draaien in de lage rug wordt weer moeilijker.

Kapsels en banden van de lage rug

De lendenwervels zijn, net als alle andere wervels, met elkaar verbonden door middel van een gewrichtskapsel en lange en korte banden, ook wel ligamenten genoemd. De lange banden zinden we aan de voor-en achterzijde van de wervellichamen. Er zijn twee lange banden die over de gehele lengte van de wervelkolom lopen. De ene band loopt aan de voorkant en de andere aan de achterkant van de wervellichamen. Zij hechten zich aan de boven- en onderranden van de wervellichamen en zitten ook vast aan de tussenwervelschijven. De band aan de voorkant is breder en sterker dan de achterste.

De korte banden liggen tussen de uitsteeksels naar de achter- en zijkant. Elk facetgewricht wordt omgeven door een gewrichtskapsel dat nog versterkt worden met enkele banden.

 Tussenwervelschijven van de lage rug

Tussen elke lendenwervel is een tussenwervelschijf aanwezig, ook wel discus genoemd. Deze tussenwervelschijven zijn opgebouwd uit ringen van vezelig kraakbeen die om elkaar heen liggen en naar buiten toe steeds meer uit collageen bestaan.  In het midden van deze ringen ligt een soort gel, de nucleus pulposus.

Deze tussenwervelschijven zorgen voor schokdemping van de wervelkolom en het staat ook toe dat de wervelkolom beter kan bewegen. Daarnaast zorgt het voor meer ruimte tussen de wervels waardoor de banden en spieren op spanning blijven en er meer ruimte is voor de zenuwen om uit te treden.

De tussenwervelschijven zijn als het ware sponzen, zij absorberen water wanneer de belasting van de wervelkolom laag is. Maar zij worden samengedrukt als er gewicht op rust. Hierdoor zijn we ’s ochtends wat langer dan in ‘s avonds, onder het lichaamsgewicht worden de tussenwervelschijven dus platter. Naar mate men ouder wordt, verliezen de tussenwervelschijven het vermogen om water op te nemen en worden zij blijvend dunner.

Van voren en achteren gezien liggen de wervels in een rechte lijn. Van de zijkant bekeken zijn er een aantal bochten te zien. Ter hoogte van de lage rug is de wervelkolom wat hol, dit is de lumbale lordose. Al deze krommingen samen dragen bij aan de schokdemping van de wervelkolom.

Spieren van de lage rug

Er zijn korte en lange spieren die de lage rug overspannen. Aan de achterkant vinden we de lange rugstrekkers terug. Zij lopen over de gehele lengte links en rechts van de processus spinosus. Zij zorgen ervoor dat de vorm van de wervelkolom in stand gehouden worden en voor het bewegen van de rug. De lange spieren aan de achterkant zullen de rug voornamelijk strekken.

Daarnaast zijn er aan de achterkant ook nog kortere spieren terug te vinden die tussen de processus transversus en processus spinosus van de wervels lopen. Zij hebben als taak de wervelkolom te stabiliseren.

Aan de voorkant vinden we geen spieren die hier aanhechten. Om bewegingen voorover en zijwaarts te maken gebruiken we vooral de spieren van de buik.

 Zenuwen van de lage rug

Achter de wervellichamen loopt het wervelkanaal met daarin het ruggenmerg. Vanuit het ruggenmerg takt naar beide zijkanten een zenuw af ter hoogte van elke wervel. In het geval van de lage rug treden en voornamelijk zenuwen uit die richting het been gaan. Elke zenuw heeft zijn eigen motorische en/of sensorische functie. Dit betekend dat elke zenuw een gedeelte van de aansturing van de spieren en/of het gevoel in het been aanstuurt.

Lumbar_radicular_syndrome

Aandoeningen van de lage rug

Via onderstaande links is meer informatie te vinden over vaak voorkomende aandoeningen van de onderrug: